Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat inkomsten uit de tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning niet belast kunnen worden op grond van art. 3.113 Wet IB 2001. De rechtbank verwijst daarbij naar de bewoordingen van art. 3.113 Wet IB 2001 en de systematiek van de eigenwoningregeling in de Wet IB 2001.

X verhuurt haar eigen woning in 2017 zowel volledig als gedeeltelijk via een verhuurbedrijf. Zij geniet in 2017 € 7001 aan huurinkomsten. In geschil is of de huurinkomsten op grond van art. 3.113 Wet IB 2001 belast zijn als voordelen uit het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning aan derden. X is van mening dat deze bepaling slechts ziet op de tijdelijke verhuur van de gehele eigen woning en niet op de verhuur van een gedeelte van de eigen woning.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat inkomsten uit de tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning niet belast kunnen worden op grond van art. 3.113 Wet IB 2001. De rechtbank verwijst daarbij naar de bewoordingen van art. 3.113 Wet IB 2001 en de systematiek van de eigenwoningregeling in de Wet IB 2001. De rechtbank gaat hierbij ook in op de uitspraak van Hof Amsterdam van 11 juli 2019, nr. 18/00398 (V-N 2019/36.3). Volgens de rechtbank heeft het hof het verhuurde gedeelte van de eigen woning in die zaak ten onrechte tot de box 3-grondslag gerekend.